Foute aanname tien: De betonstop is de oplossing voor de mobiliteitsproblematiek
De betonstop biedt volgende decennia geen antwoord op mobiliteitsvraagstuk, maar geeft de illusie dat wel te zijn.
Mensen in Vlaanderen wonen over het algemeen niet waar ze werken. Dat zal nog lange tijd zo blijven. Ook de mobiliteit in onze regio wordt er nog lange tijd door bepaald. Maar de Vlamingen kunnen geen decennia in de file wachten tot er een ruimtelijke omwenteling volgt. Daarom dat de VCB er op aan dringt dat het BRV een volwaardig mobiliteitsplan faciliteert en niet andersom.
Functies zoals wonen, werken, recreatie enz. wil de overheid met haar BRV meer en meer verweven in verdichte kernen. Dat vormt uiteraard een bijkomende uitdaging voor onze mobiliteit: hoe kunnen grotere stromen van goederen en mensen binnen kernen worden opgevangen? Het lokaliseren van meer tewerkstelling - bijv. kantoorgebouwen - aan treinstations kan alvast snel helpen woon-werkverkeer te versoepelen. Ook inzetten op nieuwigheden zoals lokale hubs van bedrijven, gemeenschappelijke werkplekken of thuiswerk indien mogelijk zijn belangrijke speerpunten.
Voorts kan in
specifieke gevallen verwevenheid van wonen en werken niet wenselijk zijn. Niet
zozeer voor de dienstensector met zijn kantoorgebouwen, maar wat met
industriƫle activiteiten en andere werkzaamheden die als hinder - lawaai,
milieu, geur enz. - kunnen worden ervaren door de buurt? Denk maar aan een
betoncentrale die heel moeilijk kan ingepland worden in of naast een woonwijk.
Voorts dreigt die verwevenheid van wonen en ondernemen de beschikbare terreinen
in verdicht gebied nog een stuk duurder te maken.
De Vlaamse Confederatie Bouw zet in op een beleid dat de kaart van innovatie trekt zoals de opgang van kleinere elektrische voertuigen om aan te sluiten op een verder uit te breiden vervoersnetwerk. Daarbij gaat het onder meer over licht elektrisch vervoer zoals elektrische fietsen die intussen een doorbraak kennen in onze regio. Dat maakt de verdere uitbouw van fietsinfrastructuur een belangrijke hefboom voor een vlottere mobiliteit. Daarnaast geven demografische prognoses aan dat groeiende gemeenten vandaag niet systematisch gelegen zijn bij collectieve verkeersinfrastructuur. Neem bijv. het noorden van de provincie Antwerpen rond Hoogstraten, de gemeenten rond Diksmuide, het Hageland en de gemeenten rond Beringen en Peer. Je kan je dan ook afvragen wat zinvol is: de huidige infrastructuur in dergelijke regio's afbouwen of eerder de missing links vervolledigen om er de (collectieve) mobiliteit te verbeteren?
Verzadiging van het wegennet en fileleed vragen een dringende aanpak. Ruimtelijke oplossingen kunnen evenwel slechts op lange termijn een oplossing bieden. Daarbij ligt in de plannen van de Vlaamse regering momenteel de nadruk op knooppunten, hoewel Nederlandse ervaringen leren dat eerder dient ingezet te worden op netwerken van collectieve vervoerspunten. Dat brengt ons ook bij het feit dat spoorwegmobiliteit een federale aangelegenheid is, waar Vlaanderen weinig greep op heeft. Bij het herdenken van het vervoersnet vormen de shift van vrachtvervoer naar water en spoor eveneens een belangrijke hefboom voor een vlottere mobiliteit.