Foute aanname zeven: Terugdringen van verdere verspreide bebouwing levert volgens VITO-studie miljarden op
Met deze studie rekent de Vlaamse overheid zich opnieuw overdreven rijk en gaat zij voorbij aan uitdaging van de toekomst.
Maart 2017, in het Vlaams Parlement wordt de prognose van 41,5 % ruimtebeslag in Vlaanderen tegen 2050 in de prullenmand gekeild wegens geen voer voor beleid. Maart 2019, de Vlaamse overheid pakt uit met een VITO-studie die gebruik maakt van diezelfde prognose en rekent zich rijk bij het terugdringen van verdere verspreide bebouwing. Maar men gaat uit van onrealistische toekomstscenario's en men vergeet bovendien de gunstige recente tendensen in ruimtelijk rendement. Volgens de Vlaamse Confederatie Bouw l'histoire se répète en is dit opnieuw geen voer voor beleid.
Onder druk van de steeds stijgende bouwgrondprijzen en dankzij innovatieve oplossingen uit de bouwsector wordt er vandaag al veel efficiënter omgegaan met ruimte dan in het verleden. De kosten van de lintbebouwing kunnen dus niet zomaar 30 jaar naar de toekomst geprojecteerd worden. De VITO-studie geeft zelf ook aan dat dit niet realistisch is en stelt dat: "de verwachte afnemende bevolkingsgroei zou resulteren in een lagere ruimte-inname per dag tegen 2050". De studie geeft dus zelf aan dat door een aantal onrealistische uitgangspunten de meerkost van bouwen tot 2050 sterk overschat kan worden.
In het zog van het beleidsplan ruimte Vlaanderen zijn er bovendien al heel wat studies verschenen over de historische kosten van verspreide bebouwing in Vlaanderen, maar studies over de uitdaging van morgen zijn een stuk zeldzamer. Daarbij gaat het om de noden van kwaliteitsvolle verdichting en de investeringen die ermee gepaard zullen gaan. Die bijkomende kosten voor verdichting worden momenteel niet berekend. Dit betekent in centra en kernen sneller werk maken van een breed aanbod aan diverse en betaalbare woontypes, kwaliteitsvolle openbare ruimte met blauwgroene dooradering, natuurtechnische ingrepen om hitte-eilandeffecten te vermijden, analyses over de mobiliteitsgevolgen voor stedelijke centra, meer tewerkstelling bij treinstations, versterking en vervanging van riolering en waterbuffering in (vooral overstromingsgevoelige) kernen enz.