Gedegen ruimtelijke plannen hebben nood aan peerreview en open debat

13-09-2019

Waarom zijn gunstige trends in ruimtegebruik niet te bespeuren in BRV-studies ?

In augustus 2017 stelden we ons de vraag of we met het beleidsplan ruimte Vlaanderen afstevenen op een verzegeling van visie of er toch een open debat mogelijk kan zijn. Twee jaar later zijn er hoopvolle signalen dat de overheid meer zal inzetten op breed overleg onder alle stakeholders. Maar het onderzoek dat gevoerd wordt in het zog van het BRV lijkt een knelpunt te blijven. Aangezien dit gevoerd wordt wars van o.a. gunstige trends in ruimtegebruik, reconversie van gebouwen en renovatie. Sterker nog, eenzijdig uitgangspunten en het blind extrapoleren van historische evoluties in bebouwing naar de toekomst toe, bieden nu eenmaal een onvolledig tot zelfs foutief plaatje om gedegen beleid met zin voor draagvlak vorm te geven.

Urgentie van een staten-generaal

De Vlaamse Confederatie Bouw (VCB) onderlijnt het belang van de staten-generaal in de startnota om publieke en private stakeholders te verzamelen rond de verdere ruimtelijke omslag. Er zijn nieuwe en versterkte partnerships nodig om de uitwerking van het beleidsplan van het nodige draagvlak te voorzien. Het gaat immers om het wonen, werken en leven van gezinnen en ondernemers. De theoretische helikoptervisie van het BRV die sinds 2016 op tafel ligt, staat te ver van de mensen vandaan. Terecht wordt daarom het belang van lokale besturen beklemtoond bij de uitwerking van het beleid aangezien zij dichter staan bij hun inwoners.

Zo is hergebruik van ruimte met veelal appartementen, kleinere woningen, verkerning en verweving met tewerkstelling, winkels enz. vandaag al in heel wat gemeenten ingeburgerd. Maar die gunstige trends vinden we niet of veel te weinig terug in de studies die lijken te zullen wegen op het beleid. De Vlaamse Confederatie Bouw dringt er dan ook al langer op aan om de huidige trends, de huidige manier van bouwen en de woonnoden niet te negeren. Indien die omslag niet wordt gemaakt, lijkt betaalbaarheid en draagvlak danig in het gedrang te komen. En bijgevolg ook de slaagkansen van het beleidsplan.

Daarin schuilt ook het belang van het Vlaams Bouwoverlegcomité (het jaarlijks overleg van de sector met de Vlaamse overheid) in maart 2019. De bouwsector heeft enerzijds de discussie op tafel gelegd over de cijfers waarop het toekomstige ruimtebeleid zich moet baseren, en anderzijds de belasting in vraag gesteld op de meerwaarde in geval van ruimtelijk rendement die in het instrumentendecreet stond ingeschreven.

Vlaamse regering overlegt met bouwsector in maart 2019 (VBOC)
Vlaamse regering overlegt met bouwsector in maart 2019 (VBOC)

Onderzoekers nemen historiek als uitgangspunt in plaats van gunstige trend

De overheid maakt van ruimtelijk rendement het speerpunt van het BRV. Een trend die al jaren ingezet blijkt onder impuls van schaarse bouwgronden. Doorgedreven verdichting en veel meer gezinnen in kernen zijn bijgevolg belangrijke instrumenten om de doelstelling waar te maken. Daarom is het hoogdringend om de noden van kwaliteitsvolle verdichting en het kostenplaatje ervan te onderzoeken. Daarbij gaat het om mobiliteit, groenblauwe dooradering, aanpassen van het rioleringsstelsel, betaalbare en uiteenlopende woontypes, aanpassingen in de regelgeving enz. Maar de noden en de kostprijs ervan werden sinds de lancering van het BRV eind 2016 niet in kaart gebracht.

Meer nog, gunstige trends in ruimtegebruik krijgen geen plaats in recente studies en historische evoluties worden geëxtrapoleerd tot proporties die eenvoudigweg juridisch onmogelijk zijn en ruimtelijk niet wenselijk. Er worden zelfs besparingen aan gekoppeld die enkel in een fictieve wereld waarheid kunnen worden. Dat blijkt uit peerreview van recente studies zoals 'de monetarisering van urban sprawl in Vlaanderen'. Moet bewezen worden dat Vlaanderen verspreide bebouwing kent of hebben we eerder nood aan een duidelijk investeringstraject om kernen voor te bereiden op veel meer verdichting ? Voor de Vlaamse Confederatie Bouw gaat het om een retorische vraag.