Kan een documentaire als ‘Plannen voor plaats’ suggestieve aannames vermijden ?

29-06-2018

Attractieve trailer neemt soms loopje met de feiten

Eind vorig jaar hebben film- en televisiemaker Nic Balthazar en de Vlaamse bouwmeester hun documentaire 'Plannen voor plaats' uitgebracht. De trailer die online circuleert, trekt aan en enthousiasmeert ook de bouwsector om haar inspanningen en maatschappelijk engagement nog te versterken. Niet het minst het innovatief handelen van de sector en creatieve kijk op ruimtelijk rendement & kwaliteitsvol verdichten. In sneltempo is dat immers nodig met behulp van een breed inzicht in landschapsarchitectuur om meer en meer gezinnen aan te trekken in stedelijke centra en verdichte kernen. Daarbij dienen we gezamenlijk - de bouw en haar partners waaronder niet het minst haar klanten - in te zetten op hun verwachtingen zoals voldoende groene ruimte, een terras of tuin, leuke buren, comfort, rust en veiligheid, uiteenlopende woonvormen enz.

De kijker zorgvuldig informeren

In zijn rol als voortrekker hoef je de bouw dan ook niet te overtuigen van die noodzaak. Met deze documentaire gaan de makers de hort op om de publieke opinie te sensibiliseren. In hun drang om te overtuigen doen zij er evenwel goed aan nuance aan te brengen en gedegen te informeren. Op vier vlakken lijken er immers aanvullende gegevens nodig om de realiteit geen geweld aan te doen :

  • Één. Er wordt gesuggereerd dat de Vlaming kan bouwen waar hij maar wil. Dan nog wel ten koste van natuurgebied. Dat is uiteraard pertinent onjuist. En dat is het alle lange tijd. Sinds jaar en dag is de ruimte voor wonen juridisch strikt begrensd tot 16,5 % van de Vlaamse oppervlakte. Het gaat hierbij dan nog niet om verharding die momenteel 14 % van Vlaanderen bedraagt waarvan minder dan de helft wordt ingenomen door de woningen en flats van de gezinnen in Vlaanderen. Eenzelfde begrenzing geldt trouwens voor industrieterreinen.
  • Twee. "Met de bevolking van een stevige Europese stad zijn we ontploft over het hele land", aldus de Vlaamse bouwmeester. Daarbij is het evenwel goed om te weten dat Berlijn - alom bekend als de groene stad van Europa - vergelijkbare karakteristieken vertoont met de Vlaamse ruit (tussen Gent, Antwerpen, Brussel en Leuven). Berlijn omvat een netwerk van tientallen voorsteden met een uitgesproken landelijk karakter. Op dat vlak lijken we een parallel te kunnen trekken met de Vlaamse ruit als verstedelijkte lob met een netwerk van knooppunten inclusief locaties met landelijk karakter.
  • Drie. "We blijven continu ruimte consumeren aan 12 voetbalvelden per dag", zegt een expert in de trailer. Sinds de jaren 90 is het bijkomend ruimtebeslag non stop gedaald en die trend zal zich alleen al onder invloed van de markt en de huidige schaarste in beschikbare percelen blijven doorzetten. Vorig jaar lag het ruimtebeslag per dag iets boven de 5 ha en zelfs zonder de nieuwe ruimtelijke plannen van de Vlaamse regering zal tegen 2050 0 ha ruimtebeslag per dag gehaald worden. De overheid wenst dit tien jaar te vervroegen maar tegen een torenhoge maatschappelijke en budgettaire kostprijs.
  • Vier. Mobiliteitsproblemen zijn acuut in Vlaanderen en onmiskenbaar. Daarom is er nu dringend nood aan een volwaardig Masterplan Mobiliteit Vlaanderen met het oog op vlottere mobiliteit op korte termijn. De Vlamingen kunnen immers niet wachten op de nieuwe ruimtelijke plannen die eventueel een omwenteling kunnen teweeg brengen tegen 2050.

Ten slotte, de bouw zet zich al jaren in voor meer ruimtelijk rendement in Vlaanderen. Dit onder impuls van de huidige schaarste in percelen, de hoge bouwgrondprijzen, veranderende woonwensen, de gestegen bouwkunde in compact wonen enz. Het huidige debat rond de nieuwe ruimtelijke plannen wordt evenwel al te vaak doorkruist door te weinig onderbouwde veronderstellingen. Zo ook met het doemscenario dat Vlaanderen zou volgebouwd geraken - met name 41,5 % ruimtebeslag - tegen 2050. Die prognose werd geplukt uit een proefstuk uit 2010 en is onder meer in de media een eigen leven gaan leiden. Begin vorig jaar werd die prognose in het Vlaams parlement naar de prullenmand verwezen. Eerder een wetenschappelijke vingeroefening dan basis voor een beleid, luidde het strenge oordeel.