Vraag 4

Wat is uw houding tegenover de woonuitbreidingsgebieden: verder (al dan niet beperkt) laten aansnijden dan wel volledig schrappen ?

CD&V

Er is met 30.000 ha woonreservegebied veel meer juridisch aanbod op het gewestplan voorzien dan nodig volgens de laatste prognoses en bovendien te verspreid. Er is ook zonder de woonreservegebieden voldoende bouwgrond beschikbaar voor een prognose van 500.000 woningen tegen 2050. Zeker door de doelstelling om méér te doen met dezelfde ruimte op interessante locaties.

De woonreservegebieden vragen een doordachte aanpak op maat. De slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden zullen we niet meer aansnijden. Daarvoor voorzien we uiteraard een integrale vergoeding voor de eigenaar. Maar de goed gelegen gebieden willen we daarentegen net makkelijker aansnijdbaar maken. Volgens ons ontwerp van decreet kan het initiatief daarvoor zowel door de gemeente, als door een eigenaar genomen worden. Voor het aansnijden zal een dubbele toets nodig zijn, zowel aan de lokale inzichten in een gemeentelijk ruimtelijk beleidsplan, alsook aan de Vlaamse BRV principes. Indien beide positief uitvallen, kan het geheel eenvoudig door een vergunning aangesneden worden. Indien de toets negatief is, willen we rechtszekerheid bieden door een bestemmingswijziging, met een correcte 100% vergoeding van het waardeverschil door het Vlaams Gewest

NV-A

We moeten prioritair inzetten op het schrappen van slecht gelegen woonuitbreidingsgebieden. Goed gelegen woonuitbreidingsgebieden kunnen indien noodzakelijk en ruimtelijk verantwoord, onder bepaalde voorwaarden aangesneden worden.

sp.a

In Vlaanderen is nog 42.000 ha aan niet-bebouwde percelen beschikbaar. Zo'n 29.000 ha daarvan zijn effectieve woonzones. Daarbovenop is er 13.000 ha aan woonuitbreidingsgebieden. Die werden in de jaren 70 aangeduid als reservezones, voor het geval er te weinig plaats zou zijn in de echte woongebieden. Het gaat vaak om grote stukken open ruimte, ver weg van voorzieningen of openbaar vervoer. Volgens de bevolkingsprognoses van het Federaal Planbureau zijn tegen 2050 een half miljoen bijkomende woongelegenheden nodig. Uitgaande van de huidige (lage) woningdichtheid, zou daar 17.000 ha bouwgrond voor nodig zijn. Wat maakt dat er 25.000 ha overblijft. Voeren we een kernversterkend beleid, dan is zelfs drie keer meer bouwgrond beschikbaar dan nodig. We moeten dus focussen op het aansnijden van goed gelegen gronden: in stads- en dorpskernen, nabij het openbaar vervoer, in de buurt van winkels en scholen. En vooral geen gebieden aansnijden die een groot waterbergend potentieel hebben (zogenaamde signaalgebieden). Gemeenten die woonreservegebied willen omvormen naar open ruimte moeten echter vaak schadevergoeding betalen. De Vlaamse overheid moet daarin tussenkomen.

Vlaams Belang

Natuurlijk moet nog gebouwd kunnen worden, maar dan wel op de vanuit het oogpunt van de ruimtelijke ordening en mobiliteit beste plaatsen. Als algemeen criterium kunnen we naar voor schuiven dat eerder woonuitbreidingsgebieden die direct aansluiten bij de woonkernen (en openbaar vervoer) nog moeten kunnen worden aangesneden. Sommige andere open ruimten die momenteel als woonuitbreidingsgebied staan ingekleurd worden beter niet bebouwd.

Open VLD

Opnieuw is hier een aanpak op maat nodig. Goed gelegen gebieden moet je (zelfs versneld) kunnen aansnijden onder voorwaarde dat de inrichting intelligent gebeurt: verdichtend, kwalitatief, flexibel en adaptief, groenblauw en klimaatbestendig. Slecht gelegen gebieden moet je durven schrappen. Dat kan weliswaar alleen wanneer je zorgt voor een faire vergoeding voor de eigenaar, bijvoorbeeld via planschade berekend op basis van 100 % venale waarde.

PVDA

Zie vraag 1 en 2.